Mijnverstand

De oudste, de stoutste, de wijste der kooksites

#FormSendSuccess
#FormSendError

Alle keukentermen

Het keukenlatijn is op sterven na dood, maar er steekt véél geschiedenis en cultuur in.

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Volledige lijst van alle keukentermen

  • KAANTJE : Het restant van uitgesmolten rauw vet
  • KAAPSE GOUDBES : De vrucht van de lampionplant
  • KAAS : Zuivelprodukt dat verkregen wordt door melk en of room te laten stremmen.
  • KAASBOTER : Samengestelde boter van kaas en boter
  • KABELJAUW : Zoutwatervis met olijfgroene en bruin gevlekte rug.
  • KABINETPUDDING : Warme pudding bereid met biscuits en rozijnen.
  • KABINETT : Duitse kwaliteitswijn, elegant, licht zoete witte wijn.
  • KADETJE : Gedeukt wit broodje
  • KAKI : Een op een tomaat lijkende geel-rode vrucht die enkel eetbaar is als ze overrijp is.
  • KALEBAS : Pompoen
  • KALF : Jonge koe
  • KALMOES : Aziatisch gewas dat wordt gebruik in zoete gerechten.
  • KALTE ENTE : Bowl.
  • KAMBING : Geitevlees
  • KAMILLE : Kruid waarvan de bloemhoofdjes vers of gedroogd worden gebruikt voor thee.
  • KAMPERNOELJE : Champignon - Paddestoel
  • KANDEEL : Oudnederlandse drank bereid uit eieren en wijn.
  • KANDIJSUIKER : Gekristaliseerde suiker uit een zeer geconcentreerde suikeroplossing.
  • KANEEL : Specerij bestaande uit de binnenbast van de takken van de kaneelstruik.
  • KANTELOEP : Sterk ruikende meloensoort uit Cantalupo.
  • KAPPERTJES : De bloemknop van de kappertjesstruik
  • KAPPERTJESBOTER : Een samengestelde boter met kappertjes.
  • KAPUCIJNERS : Turkse erwtensoort.
  • KARAMEL : Gebrande suiker
  • KARAMELMELK : Melk waarin karamel is opgelost.
  • KARDEMOM : Specerij bestaande uit de rijde zaden van de kardemomplant.
  • KARDOEN : Spaanse stengelgroente verwant aan de artisjok.
  • KARMIJN : Wijnrode kleurstoffen gewonnen uit de cochenillekever.
  • KARNEMELK : Botermelk. Melkprodukt dat bij de boterbereiding na het karnen overblijft.
  • KARPER : Zoetwatervis met olijfgroene rug en witte buik.
  • KARWIJ : Specerij dat wordt gebruikt in brood en de veelal in de Midden-Europese keuken.
  • KASTANJE : Noot, vrucht van de tamme kastanjeboom.
  • KATJANG : Peulvrucht, een speciale pindanoot
  • KAVIAAR : Behandelde kuit van verschillende steursoorten.
  • KEKER : Kikkererwt
  • KELP : Gemalen zeewier
  • KEMIRIE : Noot
  • KENTANG : Aardappel
  • KENTJOER : Wortelstok
  • KENTJOER : Plant verwant aan de gemberplant
  • KERING : Gedroogd
  • KERRIE : Gemengde specerij in poedervorm.
  • KERS : Familie van de roosachtigen. Eetbare steenvrucht.
  • KETAN : Kleefrijst
  • KETIMOEN : Komkommer
  • KETJAP : Gegist sojasap
  • KETOEMBAR : Koriander
  • KHEER : Rijstpudding
  • KIEVITSBOON : Gespikkelde bruine boon
  • KLAPBES : Gele, groene, roodaarde of witte zoete bevrucht.
  • KLEUREN : Het gerecht wordt voor het opdienen nog even onder de salamander of grill geplaatst om lichtbruin te kleuren.
  • KLIPPKRANSOR : Scandinavisch gebak.
  • KLIPVIS : Gezouten vis die op de Noorse klippen gedroogd wordt.
  • KLUIF : Al of niet gezouten varkensschenkel.
  • KNACKEBROD : Zeer droge, brosse platte koek uit Zweden.
  • KNAKWORST : Worst uit Frankfort beroemd om van de Hot Dog.
  • KNEDEN : Het stevig met elkaar mengen van de bestanddelen die een deeg moeten vormen.
  • KNODEL : Ballen. Oostenrijkse specialiteit gemaakt uit aardappelen, brood, griesmeel, ...
  • KNOEDELS : Ballen. Oostenrijkse specialiteit gemaakt uit aardappelen, brood, griesmeel, ...
  • KNOLRAAP : Koolraap. Koolplant met sterk verdikte wortel.
  • KNOLSELDERIJ : Eetbare knol van de selderijplant.
  • KOEK : Algemene benaming voor diverse soorten klein gebak.
  • KOEKKRUIDEN : Gemengde specerij : nootmuskaat, peper, anijs, gember, kaneel, kardemom en koriander.
  • KOELEN : Het koelhouden van levensmiddelen
  • KOEMELK : De meest gebruikte melksoort in het Westen.
  • KOENIG : Geel
  • KOENIR : Specerij afkomstig uit China of Indonesie dat een gele kleur geeft.
  • KOENIR : Kurkuma
  • KOENJIR : Kurkuma
  • KOENJIT : Kurkuma
  • KOENJIT : Specerij afkomstig uit China of Indonesie dat een gele kleur geeft.
  • KOFFIE : De gedroogde, gefermenteerde en gebrande koffieboon.
  • KOFFIE-EXTRACT : Een zeer sterk koffie aftreksel gebruikt als smaakmaker
  • KOFFIEMELK : Gecondenseerde melk zonder suiker
  • KOFFIEROOM : Room met een vetgehalte van minimum 20%
  • KOFFIESURROGAAT : Vervangmiddel voor koffie, meestal gebrande plantaardige producten
  • KOFTE : Turks gerecht met gehakt
  • KOGANEYAKI : Sneeuwpudding
  • KOKKEL : Schelpdier met wit tot geelachtige, geribbelde schelp.
  • KOKOSNOOT : Steenvrucht van de kokospalm.
  • KOKOSVET : Plantaardig vet gewonnen uit kokosolie.
  • KOLBLEI : Vissoort van de karperachtigen. Ook wel jonge brasem of haring.
  • KOMBU : Japans zeewier.
  • KOMIJN : Keukenkruid uit het Middelandse zeegebied.
  • KOMKOMMER : Groene, lange vruchtgroente
  • KOMKOMMERKRUID : Borage. De blaadjes hebben een komkommersmaak.
  • KONFIJTEN : Een conserveermethode op basis van suiker.
  • KONIJN : Zoogdier dat tot de haasachtigen behoort.
  • KONINGINNEBROOD : Een boomstam van biscuitdeeg of van Moscovisch beslag.
  • KONINGSBROOD : Een koekje van boterdeeg.
  • KOOL : Verzamelnaam voor een groep dikbloedige groenten.
  • KOOLRAAP : Koolplant met sterk verdikte wortel.
  • KOOLVIS : Grote, kabeljauwachtige zoutwatervis.
  • KORAAL : De onafgezette kuit van de kreeft
  • KORHOEN : Klein wild. Een grote hoenderachtige vogel met smakelijk vlees.
  • KORIANDER : Keukenkruid.
  • KORSTBOTER : Boter bereid met melk van vee tijdens de stalperiode.
  • KORSTDEEG : Bladerdeeg. Dit deeg bestaat uit vele dunne laagjes.
  • KOTELET : Stukje vlees gesneden uit de ruggengraat.
  • KOUSEBAND : Een lange, dunne, veterachtige groene boon.
  • KRAAK : Weekdier behorende tot de koppotigen.
  • KRAKELINGEN : Koekje van bladerdeeg, gistdeeg of zanddeeg.
  • KRANSVET : Rundervet dat zich rond ingewanden bevindt.
  • KREEFT : Schaaldieren die tot de kreeftachtigen behoren.
  • KRENTENBROOD : Brood met een krentenvulling.
  • KRIELAARDAPPELEN : Kleine, nieuwe aardappelen
  • KROFNE : Sneeuwbal
  • KROOT : Wortel, witte tot donkerrood, langwerpig tot rond.
  • KROPBROOD : Een brood dat gemaakt wordt van gebuilde en ongebuilde bloem.
  • KROPBROOD : Bruin brood
  • KROPSLA : Bladgroente.
  • KRUIDNAGEL : Keukenkruid, de gedroogde bloemknop van de kruidnagelboom.
  • KRUIMELDEEG : Briseerdeeg.
  • KRUISBES : Gele, groene, roodaarde of witte zoete bevrucht.
  • KUGEL : Warme pudding uit de Joodse keuken.
  • KUIT : Viseitjes
  • KUMMEL : Karwij. Specerij dat wordt gebruikt in brood en de veelal in de Midden-Europese keuken.
  • KUMQUAT : Een op een sinaasappel lijkende vrucht
  • KURKUMA : Specerij afkomstig uit China of Indonesie dat een gele kleur geeft.
  • KWAKKEL : Kwartel. Kleine vogelsoort geschikt voor consumptie.
  • KWARK : Platte kaas
  • KWARTEL : Kleine vogelsoort geschikt voor consumptie.
  • KWAST : Warme of koude drank, bereid van citroensap.
  • KWAST : Warme of koude drank op basis van citroensap.
  • KWEE : Pudding, koek
  • KWEE : Pitvrucht, een peresoort.
  • KWEE MANGKOK : Indonesische cake.
  • KWEE TALAM : Indonesische pudding
  • KWETS : Puntige pruimensoort.
  • KWETS : Puntige pruimensoort.
  • KWETS : Puntige pruimensoort.
  • KWETS : Puntige pruimensoort.
  • KWETS : Puntige pruimensoort.
  • KWETS : Pruimsoort