In principe kan men alles roken : vis, vlees, groenten, fruit en zelfs kaas!.
Veel hangt natuurlijk af van de smaak van het ingrediënt, of die wel past bij een rooksmaak.
Men kan koud of warm roken.
Bij koud roken is de temperatuur van de rook en de omgeving nooit hoger dan 30¡C.
Het ingrediënt, laten we zeggen zalm, wordt niet echt gegaard en krijgt een stevige rooksmaak door het lange roken. Daardoor is het ook vrij lang houdbaar.
Koud roken gebeurt in een rooktunnel, waarbij het ingrediënt hoog boven het vuur hangt in een schouw.
Voor dat vuur wordt meestal eiken- of beukenhoutschaafsel gebruikt. De rook uit dit hout is licht geparfumeerd en zeker harsvrij.
Warm roken gebeurt praktisch bovenop het vuur en hiervoor gebruikt men vooral een rookdoos.
De temperatuur ligt hier meestal boven de 65¡C waardoor de gaartijd kort is en het ingrediënt een vrij licht rooksmaak krijgt.
Warm gerookte zaken zijn beperkt houdbaar.