Mijnverstand

De oudste, de stoutste, de wijste der kooksites

#FormSendSuccess
#FormSendError

Alle keukentermen

Het keukenlatijn is op sterven na dood, maar er steekt véél geschiedenis en cultuur in.

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Volledige lijst van alle keukentermen

  • FAISAN : Fazant. Wild gevogelte.
  • FAISANDER : Het laten besterven van vederwild om een verhoogde wildsmaak te bekomen.
  • FARCE : Vulsel vulling.
  • FARCIR : Opvullen.
  • FARINER : Met bloem bestrooien.
  • FAZANT : Wild gevogelte.
  • FENDANT : Een Zwitserse witte wijn uit Wallis.
  • FENDANT : Zwitserse witte wijn.
  • FENEGRIEK : Keukenkruid.
  • FENEGRIEK : Keukenkruid. Eenjarige plant van de familie van de Vlinderbloemigen.
  • FEU VIF : Hevig vuur.
  • FEUILLETAGE : Bladerdeeg.
  • FICELER : Opbinden met koord van vlees ....
  • FIJNSTAMPEN : Kleinmaken met een stamper in een mortier.
  • FILER : De filets verwijderen van vis vlees ...
  • FILET AMERICAINE : Gemalen rundsvlees opgewerkt met mayonaise en kruiden.
  • FILET DE SOL : Filet van een zeetong.
  • FILET MIGNON : Een biefstuk komende uit de dunne lende.
  • FILET PUR : Rundvlees van de haas.
  • FILOSOOF : Een gerecht bestaande uit restjes vlees, groenten en aardappelen.
  • FILTRER : Het klaren van bouillon.
  • FINO : Sherry
  • FITOU : Zuidfranse wijnstreek binnen Corbieres.
  • FIXIN : Bekende wijngemeente in de cotes de Nuits.
  • FLADDERAK : Brandewijn met citroensmaak.
  • FLAGEOLET : Niervormige, groene peulvrucht.
  • FLAMBER : Alcohol over een gerecht gieten en aansteken.
  • FLAN : Laag, rond en glad gebakje.
  • FLANQUER : Aan een of beide zijden plaatsen van garnituren.
  • FLAP : Een zoet gebakje.
  • FLENSJE : Pannenkoek.
  • FLETAN : Heilbot, lange, slanke zeevis.
  • FLEURON : Half maantje uit bladerdeeg gebruikt als garnituur.
  • FOE YONG HAI : Chinees eiergerecht.
  • FOELIE : Keukenkruid met een sterk aroma. Het is het omhulsel van de muskaatnoot.
  • FOIE GRAS : Lever van de vetgemeste Toulousegans.
  • FONCEERDEEG : Een deegsoort dat met of zonder suiker kan gemaakt worden. Het wordt meestal gebruikt om de binnenzijde van vormen te bekleden.
  • FONCER : De bodem van een pot of vorm beleggen met een bepaald product. Voorbeeld : aromaten vette mirepoix ...
  • FOND : De bodem bedekken met een product. Voorbeeld : spek groenten ...
  • FONDANT : Een mengsel van suiker, water en blanke stroop.
  • FONDRE : Groenten laten stoven onder deksel met een weinig vloeistof.
  • FONDS : Basisvloeistoffen of grondvloeistoffen.
  • FONDUE : Gerechten met gesmolten kaas.
  • FONDUE BOURGUIGNONNE : Fondue met vlees.
  • FONTAINE : De bloem in kuilvorm op tafel leggen.
  • FOREL : Zoetwatervis die behoort tot de zalmachtige.
  • FORMER : Vorm geven aan een product.
  • FOSCO : Drank gemaakt van chocoladesiroop.
  • FOUETTER : Iets luchtigs opkloppen.
  • FOYOTSAUS : Een saus gegeven bij vleesgerechten.
  • FRAI : Kuit. Viseitjes.
  • FRAMBOOS : Donkerrode, sappige zamelvrucht.
  • FRANGIPANE : Een vulling van amandelspijs.
  • FRANKEN : Duits wijngebied.
  • FRASCATI : Italiaanse droge witte wijn.
  • FRIANDISE : Zoet hapje dat bij roomijs wordt geserveerd.
  • FRICANDEAU : Gedeelde van de achterbout of schouder van een kalf of varken.
  • FRICASSEE : Blanke ragout.
  • FRIKADEL : Ronde schijf van gehakt varkens, kalfs of rundvlees.
  • FRIKANDEL : Worstje van gekruid gehakt.
  • FRISDRANKEN : Verzamelnaam voor verschillende limonades en siropen.
  • FRITOT : Een beignet.
  • FRITTO MISTO : Italiaanse beignet met vis.
  • FRITUREN : Fruiten iets garen in een grote hoeveelheid vetstof.
  • FRIVOLITE : Klein, hartig, koud hapje.
  • FRONSAC : Wijngebied in Bordeaux
  • FRONTON : Zuid-Frans wijndistrict.
  • FROU-FROU : Koekje bestaande uit 2 laagjes gebak met boterroom tussen.
  • FRUITEN : Lichtbruin aanbranden of bakken tot een verharde korst bekomen wordt.