Bereidingswijze
Ontdoe de kool van de bladeren en was ze verschillende malen in stilstaand water.
Snijd er de grote nerven uit.
Snijd de kook in dunne reepjes.
Verdeel de helft van de kool in een schaal met hoog opstaande randen.
Strooi er het zeezout over en bedek met de rest van de kool.
Schep met zeer schone handen de kool stevig om, op zo een manier dat de kool kneust door het zout.
Blijf dit doen totdat het zout is opgelost in het koolsap.
Verkreuken de laurierblaadjes en meng ze met het karwijzaad.
Plet de jeneverbessen lichtjes en roer ze door het karwijzaad.
Werk nu deze kruiden door de kool.
Druk het koolmengsel dat heel sterk aan en dek af met plasticfolie.
Zet de kool een dag in de koelkast, schep af en toe af met hele propere handen en dek terug af.
Als de kool gemarineerd is, spoel je de kool goed af en verwijdere je de kruiden.
Knijp het overtollige vocht uit de kool.
Snijd de ajuin in ringen.
Schil de appel en verwijder het klokhuis.
Snijd de appel in julienne (staafjes).
Verhit de boter met de olie in een pan.
Bak hierin de ajuin gedurende 5 minuten tot hij lichtbruin ziet.
Voeg dan de kool, de appel en de wijn toe.
Schep alles goed om en laat het geheel een 20 minuten stoven tot de wijn verdampt is.
Roer de azijn erdoor en laat nog 5 minuten doorwarmen.
Breng op smaak met zout.