Bereidingswijze
Voor dit recept hebben 5 eierdooiers en 4 eiwitten nodig.
Rasp de schil van een halve citroen.
Verwarm de oven voor op 200°C.
Bekleed een bakplaat van 40 op 28 cm met bakpapier.
Zeef de bloem en 25 gram maÔzena tweemaal samen en stort het mengsel op een vel bakpapier.
Houd het apart.
Klop de eierdooiers en de vanillesuiker tot een bleek, romig mengsel dat als een dik lint van de lepel loopt.
Roer er de citroenrasp door.
Doe de eiwitten, de suiker, de rest van de maizena en een mespunt zout in een schone kom en klop alles met een handmixer op de middelste stand tot het mengsel wil en romig is, zachte pieken vormt en qua volume minstens is verdubbeld.
Zo ontstaat een schuim met een sterke struktuur dat niet inzakt als de dooiers en de bloem erdoorheen worden gespateld.
Spatel een derde van het eiwitmengsel voorzichtig door het eidooiermengsel.
Spatel er dan het resterende eiwitmengsel door maar zorg dat u geen volume verliest.
Doe dan hetzelfde met de bloem en de maïzena.
Giet het beslag op de bakplaat en spreid het gelijkmatig uit tot op 2 cm van de rand.
Zet het 12 tot 15 minuten in de oven.
Het moet goudbruin, licht en veerkrachtig zijn.
Haal het uit de oven en bestrooi het met suiker, bedek het met een schoon stuk bakpapier en keer het geheel voorzichtig op een schone theedoek.
Trek het papier er voorzichtig af en druk erop met een liniaal om scheuren in het gebak te voorkomen.
Bestrijk het gebak tot op 2 cm van de rand gelijkmatig met confituur.
Steun het gebak met het onderste papier en rol het met een lichte druk op.
Leg de rol op een stuk bakpapier en vouw er een kant van het papier overheen.
Houd het onderste papier stevig vast en druk met uw vrije hand de liniaal tegen de onderkant van de rol.
Het papier trekt strak waardoor de rol een gelijkmatige vorm krijgt.
haal het papier weg en zet de rol 2 uur afgedekt in de koelkast.
Snijd de randen glad af.