Bereidingswijze
Snijd 90 gram boter in brunoise (dobbelsteentjes) en zet koud weg.
Bak eerst de bodem.
Doe hiervoor 180 gram bloem in een ronde kom en meng er de suiker en een snuifje zout door.
Voer er de in brunoise gesneden koude boter bij en meng vlug met de vingertoppen tot een kruimelige massa.
Roer er het losgeklopte ei door en kneed kort tot een bol.
Laat tenminste een half uur rusten in de koelkast.
Rol het deeg uit en bekleed er een beboterde en bebloemde springvorm mee.
Bak de taartbodem blind (bekleed met aluminiumfolie en gevuld met droge bonen of bakknikkers) gedurende 15 minuten in een voorverwarmde oven van 180∞C.
Verwijder het vulsel en de folie en laat nog 5 minuten verder bakken zodat de bodem droogbakt.
Als je de bodem eruit neemt stel je de temperatuur bij naar 200°C.
Maak intussen de vulling klaar.
Schil hiervoor de appel en snijd in schijfjes.
Bak ze in 1 el boter en 3 el rietsuiker op hoog vuur tot de suiker karameliseert.
Laat een beetje afkoelen en vul er de taartbodem mee.
Meng 30 gram boter, 30 gram bloen en 30 gram amandel tot een korrelige massa en verdeel over de appelen.
Zet de taart terug in de oven tot de crumble goudbruin is.