Bereidingswijze
Schil de asperges met een dunschiller.
Snijd de uiteinden af (3 tot 4 cm).
Laat de aspergeschillen en de uiteinden gedurende een kwartier zachtjes koken in ongezouten water.
Giet het kookvocht door een puntzeef en duw op de aspergeresten zodat ze alle smaak afstaan en enkel de vezels overblijven.
Kook de asperges 3 minuten in een grote ketel gezouten water.
Schep de asperges uit het kookvocht en laat ze uitlekken in een theedoek, zo zullen ze ook warm blijven.
Schil de sjalotten en versnijd in dunne schijfjes.
Doe de sjalotten in een keteltje met 1 dl kookvocht van de asperges, samen met een glas witte wijn en laat bijna volledig inkoken.
Neem de pan van het vuur en meng er, onder voortdurend roeren, de zachte boter onder.
Breng de saus op smaak en zeef ze door een fijne puntzeef.
Verdeel de asperges in het midden van de voorverwarmde borden, maar nappeer slechts de helft van het bord.
Schik met een lepel wat kaviaar op de asperges en werk af met wat dille.