Rodekool (Brassica oleracea convar. capitata var. rubra [1]) is een van de belangrijkste sluitkoolgewassen en wordt voornamelijk voor de verse markt geteeld. Het is een van de oudste koolsoorten. De teelt vindt vanouds plaats in Noord-Holland, omdat daar geen aantasting door knolvoet optreedt. Dit is ook terug te vinden in de rasnamen, zoals in Langendijker Allervroegste, Langerdijker Herfst en Langendijker Bewaar. Hier ligt 60% van het areaal aan rodekool. Ook vindt er teelt plaats in Zuid-Holland, Limburg en Noord-Brabant, maar daar moet een ruime vruchtwisseling toegepast worden.
Rodekool is in principe een tweejarig gewas, waarbij in het eerste jaar de kool gevormd wordt en in het tweede jaar de plant gaat bloeien. Bij een koud voorjaar kan de plant bij de allervroegste teelt echter al gaan doorschieten en bloeien. Volgens de biologische zaaitabel gedijt de plant het best tussen salie en andere kruidige burenhulpplanten.
Er worden de volgende teeltwijzen onderscheiden:
- Zeer vroege teelt met oogst vanaf half juni
- Vroege teelt met oogst tot half juli
- Herfstteelt met oogst in september tot half november
- Bewaarteelt met oogst eind oktober tot begin november. Deze kool wordt in speciale koolbewaarplaatsen bewaard tijdens de winter en het voorjaar en soms wel tot juni.
Tussen de rassen komen verschillen in kleur voor. Het oude Nederlandse ras Negerkop heeft de donkerste kleur. Deze rasnaam mag echter niet meer gebruikt worden, omdat deze discriminerend zou zijn. Op verzoek van Engeland, de Engelse rasnaam was Niggerhead, is daarom indertijd door de Europese Commissie besloten de naam te veranderen in Roodkop.
De snelstgroeiende rassen, de zogenaamde grage, hebben zachter blad, maar zijn slecht te bewaren. De bewaarrassen, de zogenaamde trage, hebben hard blad en zijn goed te bewaren.
Bron : wikipedia - meer informatie op deze site